"Praten over kunst? Ik geloof er niet in"

Interview Eric Claus, beeldend kunstenaar

Het is er een feest voor alle zintuigen. Het atelier van beeldend kunstenaar Eric Claus, een immense loods op een bedrijventerrein in Watergang is de plek waar hij nog altijd verwoed werkt. De honderden werken uit zijn omvangrijke oeuvre van monumentale en kleine sculpturen, penningen, tekeningen en schilderijen nodigen uit tot aanraking en laten je dwalen in je fantasie. 

Voor het magazine van Culinair Landgoed Parc Broekhuizen interviewde en fotografeerde ik Eric Claus (1936). Zijn bronzen sculpturen Servetta en Sisyfus zijn tentoongesteld tijdens de beeldententoonstelling Sculptures at the Parc 2023.

 

“Praten over kunst? Ik geloof er niet in.”

Het is er een feest voor alle zintuigen. Het atelier van beeldend kunstenaar Eric Claus, een immense loods op een bedrijventerrein in Watergang is de plek waar hij nog altijd verwoed werkt. De honderden werken uit zijn omvangrijke oeuvre van monumentale en kleine sculpturen, penningen, tekeningen en schilderijen nodigen uit tot aanraking en laten je dwalen in je fantasie. 

“Ja, je kunt zien dat ik een vlijtig mannetje ben”, zegt Claus. “Ik kan ook niets anders, al 60 jaar werk ik onafgebroken. Alles wat je hier ziet, maakte ik de afgelopen vier jaar.” 

In een voor Claus redelijk overzichtelijke orde (“ik heb ruimtegebrek”), staan zowel op zichzelf staande werken als beelden uit grootschalige series zoals die geïnspireerd op de Commedia dell’arte. Het archetype Sisyfus zou symbool kunnen staan voor zijn werk. “Een ontzettend fijn onderwerp.” Claus laat de sculptuur zien van een man die moedeloos met een naar beneden gebogen hoofd naar boven klautert en de top nooit zal bereiken. “Elke dag is een ramp. Je moet er weer doorheen. Het leuke aan dit beeld is dat de berg een koninklijke vrouw is. Dus hij bestijgt de vrouw!”

Eric Claus in zijn atelier | Foto: Afke Pricker  
Eric Claus in zijn atelier 

Zijn heldere, lichtblauwe ogen richten zich voortdurend op de ruimte. Als hij vertelt, lijkt het alsof hij zijn verhaal in beeld voor zich ziet. “Het zijn juist de typetjes in de Commedia dell’arte die mij interesseren. De maskers liet ik achterwege. Ballast. Daar was ik al snel van overtuigd. Ik ben een dwars mannetje. Vroeger op de academie leerde ik al de anekdote ver weg te laten. Dat is gevaarlijk in een beeld. Mooi vind ik het om droefenis en vrolijkheid te combineren. Zoals bij deze Harlekino die in zijn kraag wordt gevat, zijn hoofd laat hangen en als een marionet omhoog wordt getild.”

 
'Servetta' in het atelier van Eric Claus

Oorlogskind

Eric Claus was 4 jaar toen de oorlog uitbrak. “Ik zat op de Vondelschool in Haarlem met allemaal deftige kinderen en ik kon helemaal niet leren. Altijd was ik maar aan het tekenen en droomde voor me uit. Op een middag bij de groenteboer hoorde ik dat de oorlog was uitgebroken en rende door alle tuinen om het mijn moeder te vertellen. Ze stond op het balkon met de buurvrouw te praten en had geen aandacht voor mijn primeur. Dat stelde mij teleur. Het was ook het eerste moment dat ik besefte dat ik op de wereld was. Alles wat ik in de oorlogsjaren meemaakte heeft invloed gehad op mijn werk en mijn leven.” 

Claus slaat krachtig met zijn hand op een groot stenen beeld voor hem. Een dof geluid. “In een vroege periode was helemaal bezeten van het maken van toernooivechtertjes. Toen wist ik nog niet waar het vandaan kwam. Later maakte ik deze grote variant en realiseerde me terwijl ik ermee bezig was, wat een agressie het uitstraalde. Ik besloot de lans van de vechter weg te slaan en er een zwaard naar beneden gericht voor in de plaats te zetten. Dat kon nog net uit die steen. Met deze symbolische verandering was ik klaar met mijn agressie. Het was het punt dat ik andere onderwerpen zou aansnijden.”

 
'Sisyfus' in het atelier van Eric Claus

De wereld in

“Uit pure wanhoop stuurde mijn vader me naar de Grafische School in Amsterdam. Het bleek een paradijs voor mij. De geschiedenislessen vond ik razend interessant en ik kwam er in aanraking met moderne kunst. Op zaterdagen bezocht ik de Haarlemse Schilderschool en kreeg er les van Jan Visser, een artistieke meneer met heel lang haar en één been. Er liepen allemaal mooie meiden rond en ik genoot stilletjes vanuit een hoekje van alle schilderijen.” Claus bleek goed in het maken van werktekeningen en startte met twee kompanen een reclamebureau, Pater & Vermeulen Claus. “Ik was een mannetje precies en we waren succesvol.”

Hoogleraar

Eind jaren vijftig rondde Claus zijn opleiding af aan de Rijksacademie Amsterdam en was al volop aan het werk als beeldend kunstenaar. In de jaren tachtig werd hij er aangesteld als hoogleraar. Een roerige, opstandige tijd brak aan toen hij vanwege een andere visie aan de kant gezet dreigde te worden door de directie. “Het werd weer oorlog in m’n kop, ik bezette de academie en weigerde te vertrekken. Het hele beleid gooide ik om en met 80 leerlingen heb ik in die periode ontstellend hard en gedisciplineerd gewerkt. Ik beloofde ze met z’n allen naar Kreta te sturen als het verzet en afgelopen was en mijn hervormingen hun intrede zouden doen.” Claus schatert. “En dat heb ik gedaan. Op Schiphol zwaaide ik ze uit en keek hoe ze de lucht in gingen. Het leukste moment in m’n leven!”

Als professor dicteerde Claus zijn leerlingen niet. “Daar heb ik een verschrikkelijke hekel aan. Ik richtte me op de persoon en probeerde het talent eruit te pulken en discipline bij te brengen. Soms stuurde ik een onderwerp wat bij als het te kitscherig werd. Als docent anticipeer je op iemands brein. Dat klinkt wat arrogant misschien, maar het is eigenlijk wel zo. Na elf jaar heb ik mezelf ontslagen. Achteraf besef ik dat ik vooral hoogleraar werd om mijn vader te pesten. Ik miste mijn atelier verschrikkelijk. De drang om zelf weer dingen maken, jeukte enorm. Niet mooi meer. Ik was wel een boef in die tijd, hoor. Daar heb ik wel spijt van.”

Levenswerk

Enkele jaren werkte Claus aan de pelgrimsdeur van de Onze Lieve Vrouwetoren in Amersfoort. Hem was gevraagd het torenportaal van een verhalend kunstwerk te voorzien. “Het is de allermooiste opdracht die ik in mijn leven kreeg. Een tijd lang ben ik in Italië geweest en bij de deuren van Donatello was ik niet weg te slaan. Hemels werk. Dus als je mij vraagt, wil je die deuren maken, dan doe ik dat.” Claus koos voor de verbeelding van de Mantelmadonna die vluchtelingen en hulpzoekenden bepakt en bezakt als moderne pelgrims onder haar mantel meeneemt om ze te beschermen. “Het timpaan sloopte ik eruit en met hulp van een technisch bureau voor restauraties konden de nieuwe zeven meter hoge deuren die ik hier in het atelier maakte, geplaatst worden. Als een soort kantwerk bevestigde ik onderaan de deuren bronzen plaquettes waarop de vluchtelingen zijn afgebeeld. Door de kwaaie deur ga je naar binnen en via de vreugdedeur kom je er weer uit. Ik ben er heel tevreden over en, een ijdel mannetje als ik ben, vind ik het ook leuk dat het er over 200 jaar nóg is.”

 
De Pelgrimsdeur van Amersfoort, het levenswerk van Eric Claus

De Gelieven

Claus’ handen glijden over een ander beeld. Hij glimlacht. “Dit zijn de Gelieven, ook een onderwerp uit de Commedia dell’arte. Ze doen altijd pogingen bij elkaar te komen, maar het zal nooit lukken. De wolk houdt ze bij elkaar.” Of het beeld symbool staat voor zijn eigen liefdesleven? “Voor ál mijn huwelijken!” Claus vertelt dat hij 6 kinderen heeft bij drie moeders. Vier jaar geleden besloten hij en beeldend kunstenaar Heleen Levano na vijftig jaar samenzijn en samenwerken apart verder te gaan. Een belangrijke aanleiding was het overlijden van één van de dochters. “We konden elkaar niet meer troosten.” 

De verse, weelderige bos paarse Ridderspoor valt op in het atelier. “Sterre, mijn kleindochter, de dochter van Susanna, kwam ze vanmorgen brengen, de lieverd.” De bos prijkt bij de serie beelden die Eric maakte in de periode na Susanna’s dood. Een verwerkingsproces. “Dit is het beeld Als mijn hoofd op hol slaat, de laatste die ik maakte”, vertelt Eric. In het beeld, op menshoogte, zien we hoe handen een hoofd met twee gezichten ondersteunen boven lange benen, balancerend op de tenen van één voet. Aangrijpend. Eric laat het andere werk zien dat hij maakte om uiting te geven aan zijn verdriet. Hij gaf ze titels als De schreeuw, De traan en Regen boven op de berg. 

Nog een beeld met een persoonlijk verhaal doemt op. “Pas op, dit is ook van was, hoor. Geld om het in brons te gieten heb ik niet meer. Dit is de hermafrodiet. Een jaar lang ben ik erg ziek geweest en door de medicijnen kreeg ik tieten.” Claus schatert. “Kijk, dit ben ik. Mooi hè? Sommige dingen moeten eruit op een gegeven moment. Die tieten ga ik trouwens nog wel groter maken. Ik had niet van die platte. De arts waarschuwde me nog, je gaat wel borsten krijgen en ik zei hem dat ik die altijd al wilde hebben, haha. Nu zijn ze weer weg.”

  
Schildertafel in het atelier van Eric Claus
 

Kunst

Op de verdieping boven in de loods staan enkele van zijn kleine plastieken in vitrinekasten. Bronzen portretten van Cruijff, een beeldje voor de Theo d’Or dat Claus ieder jaar maakt maar ook de bronzen penningen van eenentwintig filosofen uit de twintigste eeuw. Ambachtelijk vakmanschap. Achter Claus’ werktafel met kwasten verf en verftubes toont hij een serie recente schilderijen met een sociaal maatschappelijke lading waaronder de Brug van Niks naar Nergens, een persoonlijke filosofie zegt Claus. Pakkend werk dat je bij de keel grijpt. “Mooi hè?” 

  
Beeldje Louis D'or in het atelier van Eric Claus

De koffie is alweer koud geworden. “Ook lekker. Maar nu hebben we helemaal niet over kunst gesproken”, zegt Claus. “Nou ja, daar is kunst ook niet voor bedoeld. Maar denk erom hoor, ga me niet ophemelen,” zegt hij bij mijn vertrek. Ontroerd verliet ik het paleis der wonderschone kunsten. <<